Interessante paniekstoornis feiten.

paniekstoornis feiten. paniekaanval oorzaken.

paniekaanval feiten


Door de enorme hoeveelheid websites met informatie over psychische stoornissen, zoals de paniekstoornis, is het soms lastig in te schatten welke informatie betrouwbaar is en welke informatie niet helemaal klopt. Deze pagina bevat daarom alleen interessante paniekstoornis feiten uit wetenschappelijke artikelen. Houd rekening met het verschil tussen een paniekaanval en paniekstoornis, omdat er over beide feiten genoemd worden. Om het verschil te illustreren: ongeveer 22,7% van de mensen ervaart ooit een paniekaanval[1], tegenover slechts 3,8% van de Nederlanders die een paniekstoornis heeft [2]. Deze pagina bevat nog veel meer paniekstoornis feiten. Veel leesplezier!
 

 

Bij Barends Psychology Practice worden paniekstoornissen behandeld. Meld je hier aan voor een eerste, gratis sessie. (Afhankelijk van de zorgverzekeraar kunnen sommige behandelingen vergoed worden).

 
 

Voor meer informatie over paniekaanvallen:

 
 

Interessante paniekaanval feiten – prevalentie en comorbiditeit.

  • 22,7% van de mensen in de Verenigde Staten heeft ooit een paniekaanval [1].
  • Paniekaanvallen komen twee keer zo vaak voor bij vrouwen als bij mannen [10].
  • In de Verenigde Staten ervaart 0,8% van de mensen ooit een paniekaanval met agorafobie [1].
  • Bij 71,9% van de mensen die last hebben van paniekaanvallen is er ook sprake van een andere psychische stoornis [1].
  • 100% van de mensen met paniekaanvallen en agorafobie hebben nog een andere psychische stoornis [1].
  •  

  • 81% van de mensen geeft aan dat de paniekaanval zijn hoogtepunt bereikt binnen 10 minuten nadat het eerste fysieke symptoom op kwam zetten [4].
  • Bij 19% van de mensen met paniekaanvallen duurt het langer dan 10 minuten voordat de paniekaanval zijn hoogtepunt bereikt [4].
  • 61,1% van de mensen met alleen paniekaanvallen zullen ooit psychische behandeling voor hun problemen krijgen [1].
  • Dit staat in schril contrast met de mensen die naast paniekaanvallen ook agorafobie hebben; van hen wordt 74,7% ooit behandeld voor psychische problemen [1].

 
 

Interessante paniekstoornis feiten – prevalentie en comorbiditeit.

  • Paniekstoornis komt voor bij 3,7-4,1% van de mensen in de Verenigde Staten [1],[5],[9] en bij 2,0% van de Europeanen [2].
  • 1,1% van de mensen in de Verenigde Staten heeft ooit een paniekstoornis plus agorafobie [1],[5].
  • Vrouwen hebben ongeveer twee keer zo vaak een paniekstoornis, vergeleken met mannen [1],[3],[10]; 3,0% van de vrouwen tegenover 1,7% van de mannen [3].
  • Gemiddeld genomen komt paniekstoornis het eerst voor tijdens de adolescentie/vroege volwassenheid [3],[10].
  •  

  • Mensen hebben gemiddeld genomen ongeveer 2,2 jaar last van hun paniekstoornis [1].
  • 83,1% van de mensen met paniekstoornis (zonder agorafobie) hebben ook last van een andere psychische stoornis [1].
  • Van de mensen met een paniekstoornis geeft 24,1% van de vrouwen en 5% van de mannen aan een te maken te hebben gehad met seksueel misbruik in hun jeugd [11]. Dit suggereert dat trauma een risicofactor is voor de ontwikkeling van paniekstoornis.
  • 100% van de mensen met zowel paniekstoornis als agorafobie hebben ook last van een andere psychische stoornis [1].
  • In Duitsland heeft 19,2% van de psychosomatische cliënten ook een paniekstoornis [6].
  •  

  • 4,4% van de Amerikanen tussen de 18-29 jaar hadden een paniekstoornis; 5,7% van de 30-44 jarigen; 5,9% van de 45-59 jarigen, en 2% van de 60plussers [1].
  • Meer dan 90% van de eerstegraads familieleden of probands met paniekstoornis hadden ook een affectieve stoornis [7], hetgeen suggereert dat paniekstoornis erfelijk is. Een proband is de eerste in de familielijn bij wie een psychische stoornis wordt gediagnosticeerd.
  • 84,8% van de mensen met een paniekstoornis (zonder agorafobie) worden ooit behandeld voor hun psychische problemen [1].
  • 96,1% van de mensen met paniekstoornis en agorafobie worden ooit behandeld voor hun psychische problemen [1].

 
(Advertentie. Voor meer informatie, scroll verder.)


 

Interessante paniekstoornis feiten – symptomen.

  • De meest gerapporteerde paniekstoornis klachten zijn hartkloppingen (97%) [4],[10], duizeligheid (96%) [4], zweten bij mannen (80%) [10], trillen/beven bij vrouwen (79%) [10].
  • Het minst gerapporteerde paniekstoornis symptoom is Paresthesie (73%) bij onderzoek [4] en misselijkheid (35% bij mannen, 45% bij vrouwen) in onderzoek [10].
  • Mensen met paniekstoornis hebben beduidend minder variabele hartslag (tijdspanne tussen iedere hartslag), vergeleken met gezonde mensen. Dit suggereert verminderde flexibiliteit en aanpassingsvermogen bij de biologische, affectieve en gedragsdimensies [8],[13].
  • Er is een verband tussen het rusteloze benen syndroom en paniekstoornis; 16,7% van de mensen met het rusteloze benen syndroom hadden ook een paniekstoornis, tegenover 4,1% van de normale populatie [9].
  • De hoeveelheid paniekaanvallen is het hoogst bij mensen die paniekstoornis met agorafobie hebben, en het laagste bij mensen die alleen last hebben van paniekaanvallen.
  • Paniekstoornis en depressieve stoornis komen vaak samen voor [12].

 
 

Interessante paniekstoornis feiten – diverse

  • Nachtelijke paniekaanvallen: het is mogelijk om een paniekaanval te krijgen in je slaap. De symptomen zijn vergelijkbaar met die van een normale paniekaanval. Kortademigheid, naar lucht happen, pijn op de borstkas zijn veelvoorkomende klachten. Ook komt het voor dat men gevoelens krijgt van derealizatie en depresonalisatie: alsof je jezelf van een afstand bekijkt.
  • Caffeine consumptie kan ervoor zorgen dat mensen met paniekaanvallen fysieke sensaties verkeerd gaan opvatten: alsof het paniekaanval kenmerken zijn. Dit gaat eerder onbewust dan bewust en valt haast niet op. Voor meer informatie over de invloed van caffeine op paniekaanvallen, ga naar: caffeine en psychische stoornissen.

 
(Advertentie. Voor meer informatie, scroll verder.)

  • Een gezond dag- en nachtritme is erg belangrijk bij het verminderen van paniekaanvallen. Mensen die te weinig slapen of te laat naar bed gaan, piekeren meer. Meer piekeren verhoogt de kans dat iemand gaat piekeren over een volgende paniekaanval (en dit kan weer een paniekaanval opwekken).
  • Paniekaanvallen kunnen ineens of geleidelijk opkomen. Plotselinge paniekaanvallen: mensen worden dan getriggerd door externe stimuli (een traumatische of fobische stimulus) en kunnen ineens een paniekaanval hebben. De verwachte paniekaanval: iemand die een bepaalde situatie of omgeving associeert met een paniekaanval (supermarkt, bijvoorbeeld, omdat diegene daar een paniekaanval had), zal waarschijnlijk weer een paniekaanval hebben als diegene weer naar de supermarkt gaat. Dit heeft niet zozeer met de supermarkt te maken, maar met het verkeerd interpreteren van lichamelijke sensaties.

 

Paniekstoornis feiten – literatuur

  • [1] Kessler, R. C., Chiu, W. T., Jin, R., Ruscio, A. M., Shear. K., & Walters, E. E., 2006. The epidemiology of panic attacks, panic disorders, and agoraphobia in the National Comorbidity Survey Replication. Arch. Gen. Psychiaty, 63, 415-424.
  • [2] Trimbos Instituut (paniekstoornis).
  • [3] Goodwin, R. D., Farvelli, C., Rosi, S., Cosci, F., Truglia, E., de Graaf, E., Wittchen, H. U., 2005. The epidemiology of panic disorder and agoraphobia in Europe. Eur. Neuropsychopharmacol., 15, 435-43.
  • [4] Craske, G. M., Kircanski, K., Phil, M. A. C., and others, 2010. Panic disorder: a review of DSM-IV panic disorder and proposals for DSM-V. Depression and anxiety, 0, 1-20.
  • [5] Grant, B. F., Hasin, D. S., Stinson, F. S., Dawson, D. A., Goldstein, R. B., Smith, S., … & Saha, T. D. (2006). The epidemiology of DSM-IV panic disorder and agoraphobia in the United States: results from the National Epidemiologic Survey on Alcohol and Related Conditions. The Journal of clinical psychiatry.
  • [6] Löwe, B., Gräfe, K., Zipfel, S., Spitzer, R. L., Herrmann-Lingen, C., Witte, S., & Herzog, W. (2003). Detecting panic disorder in medical and psychosomatic outpatients: comparative validation of the Hospital Anxiety and Depression Scale, the Patient Health Questionnaire, a screening question, and physicians’ diagnosis. Journal of psychosomatic research, 55, 515-519.
  • [7] MacKinnon, D. F., Zandi, P. P., Cooper, J., Potash, J. B., Simpson, S. G., Gershon, E., … & DePaulo, J. R. (2002). Comorbid bipolar disorder and panic disorder in families with a high prevalence of bipolar disorder. American Journal of Psychiatry, 159, 30-35.
  • [8] McCraty, R., Atkinson, M., Tomasino, D., & Stuppy, W. P. (2001). Analysis of twenty-four hour heart rate variability in patients with panic disorder. Biological psychology, 56, 131-150.
  • [9] Lee, H. B., Hening, W. A., Allen, R. P., Kalaydjian, A. E., Earley, C. J., Eaton, W. W., & Lyketsos, C. G. (2008). Restless legs syndrome is associated with DSM-IV major depressive disorder and panic disorder in the community. The Journal of neuropsychiatry and clinical neurosciences, 20, 101-105.
  • [10] Sheikh, J. I., Leskin, G. A., & Klein, D. F. (2002). Gender differences in panic disorder: findings from the National Comorbidity Survey. American Journal of Psychiatry, 159, 55-58.
  • [11] Leskin, G. A., & Sheikh, J. I. (2002). Lifetime trauma history and panic disorder: findings from the National Comorbidity Survey. Journal of Anxiety Disorders, 16, 599-603.
  • [12] Roy-Byrne, P. P., Stang, P., Wittchen, H. U., Ustun, B., Walters, E. E., & Kessler, R. C. (2000). Lifetime panic–depression comorbidity in the National Comorbidity Survey: Association with symptoms, impairment, course and help-seeking. The British Journal of Psychiatry, 176, 229-235.
  • [13] Garakani, A., Martinez, J. M., Aaronson, C. J., Voustianiouk, A., Kaufmann, H., & Gorman, J. M. (2009). Effect of medication and psychotherapy on heart rate variability in panic disorder. Depression and Anxiety, 26, 251-258.